1. |
Wat moet onder psychotherapie verstaan worden: een medische techniek, een opvoedkundige ingreep, een manier om jezelf beter
te leren kennen, een weg naar zingeving …?
|
2. |
Wat zijn de doelstellingen van psychotherapie: het bestrijden van symptomen, het genezen van ziekten, het bevorderen van innerlijke
groei, aanpassing?
|
3. |
Wat maakt psychotherapie effectief: in welke mate veranderen mensen onder invloed van psychotherapie en welke processen spelen
daarbij een rol?
|
4. |
Wat is een goede psychotherapeut: moet hij of zij over bepaalde persoonlijkheidskenmerken beschikken of gaat het meer om grondige
theoretische en technische kennis? Wat moet een goede psychotherapeut tijdens de opleiding leren, of is het eerder een kwestie
van talent: je hebt het of je hebt het niet?
|
5. |
Wat is het domein van de psychotherapie: in welke mate zijn de problemen die psychotherapeuten behandelen medisch, maatschappelijk,
psychologisch, dan wel religieus van aard?
|
6. |
Wat is de relatie tussen psychopathologie en indicatiestelling voor psychotherapie? Is een differentieel–diagnostische aanpak
bruikbaar, of is het zinvoller te zoeken naar datgene wat uiteindelijk gemeenschappelijk is aan alle problemen en aan alle
psychotherapieën?
|
In het eerste deel van het boek worden deze fundamentele vragen voorgelegd aan de grondleggers van de voornaamste psychotherapeutische tradities (‘de bomen’): het hypnotisme (van Charcot tot Erickson), de psychodynamische traditie (Freud en Jung), de existentieel–humanistische traditie (Rogers) en de gedragstherapeutische traditie (Wolpe, Eysenck, Skinner). Aan de hand van dikwijls veelzeggende citaten uit oorspronkelijke teksten van deze belangrijke vertegenwoordigers, formuleert de auteur hun antwoorden op de grondvragen. Deze lopen sterk uiteen, maar toch wordt veel analogie gevonden in de opvattingen van het hypnotisme en de gedragstherapie enerzijds, en in de opvattingen van de psychodynamische en existentieel–humanistische psychotherapie anderzijds. Dit leidt de auteur – in navolging van Jung – tot het postuleren van twee prototypen van psychotherapie, namelijk de methodisch–technische of symptoomgerichte psychotherapie en de persoonsgerichte psychotherapie. Deze tweedeling in acht nemend, herneemt de auteur in het tweede deel van het boek de zes grondvragen vanuit een metatheoretisch perspectief (‘het bos’). Hij laat zich hierbij in sterke mate inspireren door de schooloverstijgende theorieën van Jerome Frank en Hellmuth Kaiser.
Ik heb het boek graag gelezen. Inhoudelijk bracht het me terug naar de kernvragen van de psychotherapie en naar de boeiende ideeën en controversen die daaromtrent bestaan. Het boek zit didactisch goed in elkaar en blinkt uit door een heldere schrijfstijl: nooit zegt de auteur het moeilijk als het ook eenvoudig kan, en ook al gaat het om theoretisch grondslagenonderzoek, nooit wordt de band met de praktijk verwaarloosd.
Verder gaat het mijns inziens om een relativerend boek. Hij plaatst de verschillende tradities in hun historisch–culturele context en aarzelt niet ze ten dele als ‘modes’ te benoemen. Hij doet soms boude uitspraken over het empirisch psychotherapie–onderzoek (waaraan hij ook wel verdiensten toekent); zo schrijft hij: ‘Bij psychotherapie komen te veel zaken uit de essentie van het menselijk bestaan aan de orde om te kunnen verwachten dat de huidige academische psychologie, vervreemd als zij is van de menselijke realiteit, daaraan een bijdrage van enige betekenis zou kunnen leveren’ (p. 167). Verder is hij in wezen een integrationist die de verschillen niet verdoezelt (integendeel), maar tegelijkertijd vanuit gelijkenissen en oog voor complementariteit op synthese aanstuurt in plaats van op scholenstrijd. Ten slotte laat hij niet na zijn inzichten te vertalen in meer traditionele termen. Vanuit zijn vaststelling dat ‘exposure’ en ‘experiencing’ enerzijds en de therapeutische relatie als correctief–interpersoonlijk proces anderzijds, kernprocessen zijn in de ‘grote psychotherapie’ (zoals Jung dit noemt), schrijft hij: ‘de waarheid en de liefde, om deze twee draait het … Ik realiseer me overigens hoe gevaarlijk het is deze algemene termen (waarheid en liefde) te gebruiken. Ze zijn abstract, afgezaagd, misbruikt en daardoor vaak nietszeggend. Aan de andere kant verwijzen ze naar diepe inzichten die mensen in de hele geschiedenis hebben gehad en op uiteenlopende wijzen onder woorden hebben gebracht’ (p. 159).
1. |
In het eerste hoofdstuk geeft de auteur een korte beschrijving van de problemen van tien cliënten, ter illustratie van de
psychoneurotische problematiek die meestal in een ambulante setting behandeld wordt en die het praktijkkader vormt van dit
boek. Mijns inziens ware het interessant geweest indien hij aan het einde van zijn boek deze casussen hernomen zou hebben
en enkele aspecten van het therapeutisch proces van deze cliënten belicht zou hebben, in dialoog met de ideeën die uit zijn
reflecties naar voren gekomen zijn.
|
2. |
Het eerste deel van het boek is doorspekt met citaten in de oorspronkelijke taal; de vertaling van deze citaten wordt weergegeven
in een appendix. Persoonlijk denk ik dat het boek aan vlotheid zou winnen indien de vertalingen in de tekst zelf opgenomen
zouden zijn.
|
3. |
Ten slotte is het boek misschien iets te didactisch opgesteld ten behoeve van studenten. Ik had soms de indruk dat de auteur zich nodeloos herhaalt. Het kon allicht
iets korter.
|
Wat betreft de selectie van de besproken oriëntaties en auteurs heeft het me verwonderd dat Van Kalmthout de systemische visie niet betrekt in zijn reflectie. Hij verantwoordt dit door te zeggen dat het bij relatieen gezinstherapie gaat om een ‘werkvorm’ (zoals groepstherapie) die steeds beoefend wordt vanuit de ideologie van de genoemde hoofdstromen. Ik denk dat niet iedereen het daarmee eens is, en dat zijn bezinning op de grondvragen nog aan diepgang gewonnen zou hebben indien hij ook het systeemdenken in de dialoog betrokken zou hebben. Wat betreft de integrationisten beperkt Van Kalmthout zich tot de ideeën van Frank en Kaiser. Ook hier had de recentere literatuur (bijv. Norcross, 1986) iets meer aandacht mogen krijgen.
1. |
Psychotherapie als magisch gebeuren,
|
2. |
Methodisch–technische, probleemgerichte psychotherapie,
|
3. |
Persoonsgerichte psychotherapie voor cliënten met uitgesproken lijdensdruk,
|
4. |
Persoonsgerichte therapie als groei–ervaring of als element van vorming.
|
Deze enkele kritische bedenkingen doen geen afbreuk aan mijn waardering voor het werk. Alles te zamen vind ik het een geslaagd en instructief boek. Het is geschreven met liefde voor het vak, met zin voor humor, en ook met wijsheid. Het is de vrucht van een lang rijpingsproces op het vlak van theoretisch onderzoek, praktijk– en doceerervaring. Een boek dat vragen oproept, protest en discussie uitlokt en derhalve bijzonder op zijn plaats is in opleidingen voor klinisch psychologen, psychiaters en psychotherapeuten in het algemeen.