Hypnotherapy Scripts: A Neo-Ericksonian Approach to Persuasive Healing. An Orientation To The Trance Experience

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 1992
10.1007/BF03061733

Gelezen

Hypnotherapy Scripts: A Neo-Ericksonian Approach to Persuasive Healing. An Orientation To The Trance Experience

J.A. JennerContact Information

(1) 

Abstract  
R.A. Havens en Ch. Walters Hypnotherapy Scripts: A Neo-Ericksonian Approach to Persuasive Healing. An Orientation To The Trance Experience New York: Brunner/Mazel, 1989 Bijgeleverd wordt een audiocassette als instructie hoe de beschreven hypnotische suggesties het best geïntoneerd kunnen worden.
Of een boodschap overkomt, hangt van meer af dan alleen van de inhoud ervan. Verwachtingspatroon van de ontvanger en sympathie voor de boodschap en de boodschapper zijn niet minder belangrijk.
Verwachting is niet statisch, maar kan worden beïnvloed.
Dr J.A. Jenner, (kinder) psychiater/hypnotherapeut, is hoofd Polikliniek Psychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Groningen en universitair hoofddocent bij de Vakgroep Psychiatrie van de Rijksuniversiteit aldaar.

R.A. Havens en Ch. Walters Hypnotherapy Scripts: A Neo-Ericksonian Approach to Persuasive Healing. An Orientation To The Trance Experience New York: Brunner/Mazel, 1989 Bijgeleverd wordt een audiocassette als instructie hoe de beschreven hypnotische suggesties het best geïntoneerd kunnen worden.

Of een boodschap overkomt, hangt van meer af dan alleen van de inhoud ervan. Verwachtingspatroon van de ontvanger en sympathie voor de boodschap en de boodschapper zijn niet minder belangrijk.

Verwachting is niet statisch, maar kan worden beïnvloed. Filmmuziek is hiervan een duidelijk voorbeeld. Tempo, instrumentatie en klankkleur bereiden ons niet alleen voor op een gebeurtenis, maar ook op de te ver wachten emotionele lading daarvan, kunnen zelfs die emoties bij ons induceren.

Verpakking en wijze van presenteren wekken verwachtingen over de inhoud van het pakje dat wordt aangeboden; ze suggereren iets.

Hypnotherapeuten bewerken actief het verwachtingspatroon van hun patiënten. Suggestie is hierbij een middel. Van Dale's elfde, herziene druk (1984) omschrijft suggestie weinig positief als: het van buiten af opwekken of door beïnvloeding van de wil opdringen van bepaalde voorstellingen, gedachten, voornemens enzovoort. Dit is niet de suggestie waarvan een hypnotherapeut zich wenst te bedienen. Suggestie gedefinieerd als ‘het proces waarbij de ene gedachte een andere induceert in het bijzonder door een associatie van ideeën’ en ‘een middel of proces om attitude en gedrag hypnotisch te beïnvloeden’ (Webster, 1970) omschrijft beter de in dit boek beschreven hypnotherapeutische suggesties.

Veel in ons gedrag, zo niet alles, heeft suggestieve waarde. Zo wekt een driedelig kostuum andere verwachtingen dan een trui met spijkerbroek; hun non-verbale suggestieve werking is verschillend. Holle klanken suggereren dreiging, de klinker ‘o’ suggereert meer somberheid dan de klinkers ‘a’ en ‘i’. Machtsverhoudingen zijn te suggereren met uniformen, meubilair, tafelschikking en dergelijke. Formuleringen als ‘wanneer u’, ‘nog niet’, suggereren dat een verandering in het verschiet ligt; dit type suggesties wordt extraverbaal genoemd.

Kroger en Fezler (1976) onderscheiden vier typen suggesties, namelijk: 1. verbaal: via woorden en klanken; 2. nonverbal: door middel van lichaamstaal en gebaren; 3. intraverbaal: met intonatie en 4. extraverbaal: via implicaties van woorden en faciliterende gebaren.

Het boek Hypnotherapy Scripts instrueert de lezer over het bewust hanteren van de typen 1 en 4. De lezer krijgt een scala van verbatim verslagen van zorgvuldig uitgedachte hypnotherapeutische suggesties. De toepassing van suggesties type 1 en type 3 wordt verduidelijkt met de audiocassette. Voor hypnotherapie – zeker voor de in het boek gepropageerde neo-Ericksoniaanse methode, waarbij relevante suggesties indirect of permissief, als het ware verborgen in de tekst of in de vorm van een metafoor, worden aangeboden – belangrijke technische details als timing, tempo en intonatie krijgen op deze manier ruim aandacht. Neo-Ericksonianen zijn navolgers van wijlen Milton H. Erickson, een erkende autoriteit op de gebieden permissieve suggestie en paradoxale interventies.

Het boek kent twee delen: een over concepten en instructies en een met uitgewerkte teksten voor een diversiteit aan problemen. Deel I, concepten en instructies, begint met een verantwoording van de theoretische concepten vanwaaruit de auteurs werken. Met Erickson beschouwen zij hypnose als ‘een waardevol therapeutisch instrument voor de versterking van het zelfbewustzijn van cliënten en voor het vergemakkelijken van therapeutische communicaties’. Hierbij hanteren ze zeven aannamen, namelijk:
1. 
Emotionele pijn is het primaire symptoom dat mensen motiveert voor hulp. Geheel volgens de Ericksoniaanse traditie stelt men dat emotionele pijn uniek, individueel is, zo persoongebonden dat diagnostische categorieën, theorieën en classificatiesystemen ontoereikend worden geacht als leidraad voor het vinden van de meest geschikte behandeling. Toch benadrukken de auteurs het belang van diagnostiek; onduidelijk blijft hoe deze moet gebeuren. Deze sterk geïndividualiseerde, idiosyncratische diagnostiek bemoeilijkt niet alleen empirisch onderzoek naar behandelingsresultaten, maar ook een duidelijk inzicht in de indicatiestelling van de interventies en zeker de communicatie met therapeuten van andere richtingen.
2. 
Een tweedeling in een bewuste en een onbewuste is de tweede aanname. Dit onbewuste zien de auteurs als de verzameling van alle cognities, percepties en emoties die gebeuren zonder dat iemand zich hiervan expliciet bewust is. Hieronder rangschikken ze ook alledaagse routines. Dit onbewuste wordt gezien als een reservoir aan oplossingen dat met hypnose kan worden aangeboord. Het concept verschilt van dat van het psychodynamische onbewuste en het Jungiaanse collectieve bewuste.

De andere vijf aannamen luiden: verstoorde interacties tussen het bewuste en het onbewuste geven pijn; verstoringen proberen zich te onttrekken aan zelfonderzoek en diagnostiek; pijn is de beste gids naar de bron van de problemen; het bewustzijn beïnvloedt genezing; indien hierbij hulp nodig is, heeft onbewust leren vaak voordelen boven bewustwording.

Grote waarde wordt toegekend aan de zelfgenezende potenties van ieder mens. Net als Aroaz (1984) en Cladder (1990) gaan de auteurs uit van een onbewust diagnostisch vermogen van hun patiënten. In tegenstelling tot Cladder benadrukken zij nadrukkelijk het belang van fysisch-diagnostisch onderzoek en waarschuwen zij expliciet tegen het ‘weg-psychologiseren’ van biologisch veroorzaakte symptomen.

Een stapsgewijze uiteenzetting van het hypnotherapeutische proces besluit deel I van het boek.

Als voordelen van trance worden genoemd: 1. Vermindering van weerstandsgedrag door het gebruik van dissociatietechnieken, 2. hierdoor kan de aandacht gemakkelijker worden gericht op gevoelens en gedachten die normaliter worden ontkend, 3. verhoogde bereidheid tot acceptatie van duidingen en adviezen, 4. leren van ervaring wordt vergemakkelijkt.

In trance kan verbeelding ‘levensecht’ worden ervaren. De ervaringen opgedaan bij het experimenteren met nieuw gedrag tijdens trance vergemakkelijken de uitvoering en generalisatie van dat gedrag in vivo en geven tevens inzicht in te verwachten complicaties. Voor sommige van deze complicaties kan in trance een oplossing worden gezocht die uitvoerbaar is en acceptabel voor de patiënt.

De auteurs waarschuwen tegen misbruik van hypnose en bespreken contraïndicaties. Patiënten met een psychose of een borderline-persoonlijkheidsstoornis lopen, volgens de auteurs, te veel risico dat hypnose hen verwart, oncontroleerbaar angstig maakt of paranoïde ideatie jegens de therapeut induceert. Hypnotherapie vinden zij ook gecontraïndiceerd bij mensen die de oorzaak van hun probleem externaliseren of een magische ingreep door de therapeut verwachten. Hypnose achten de auteurs wel bruikbaar om deze patiënten zicht te geven op hun eigen aandeel in de problemen en om hen te motiveren voor verandering.

De in dit boek beschreven indirecte, permissieve en metaforische suggesties vereisen bij de patiënt een gemiddelde of hogere intelligentie, voldoende verbale vaardigheid en het vermogen tot abstractie. Patiënten die hierover niet beschikken zijn meer gebaat bij nonverbale, directe technieken.

Het hoofdstuk wordt beëindigd met acht procedurele richtlijnen voor hypnotherapie en zes fases die daarin kunnen worden onderscheiden. Elk der stappen en fases wordt helder uiteengezet.

Tijdens trainingen die de schrijvers gaven, merkten zij dat cursisten met stomheid geslagen werden bij de praktische oefeningen. Om te voorzien in een behoefte aan voorbeelden hebben zij voor veel voorkomende problemen en klachten verbatim voorbeelden of scripts geformuleerd. Overeenkomstig de opvatting van de auteurs dat elke klacht uniek is, mogen hun voorbeelden niet worden opgevat als dwingende voorschriften. Deel II is geheel gewijd aan scripts voor een scala aan klachten.

Een hoofdstuk over trance-inductie, de selectiecriteria, verschillende inductietechnieken en zelf-hypnose, opent deel II. Er worden vuistregels gegeven voor het kiezen van de meest geschikte inductietechniek. Met het beëindigen van de trance in vijf stappen wordt dit deel besloten. Hierna volgen nog een postscriptum en de resultaten van een onderzoek naar de effectiviteit van het gebruik van geprogrammeerde hypnosescripts bij het trainen van hypnotherapeuten.

De tussenliggende hoofdstukken richten zich op algemeen bruikbare metaforen, versterking van het Zelf-gevoel, verlichting van angst, dissociatieve en somatoforme stoornissen, traumaverwerking, vergroten van spontaniteit, verbeteren van relaties, herstructureren van lichaamsbeelden, gebruik van onbewuste bronnen, slechte gewoonten en hanteren van pijn. Een apart hoofdstuk wordt gewijd aan directe suggesties.

Niet-hypnotherapeuten hebben vaak moeite zich een beeld te vormen van hypnotherapie. Hopelijk kan dit enigszins worden ondervangen door weergave van enkele scripts uit het boek. Enkele voorbeelden van permissieve suggesties:

‘Het eerste/ dat ik je voorstel te doen/ voordat je doorgaat/ met ontspannen/ en binnengaat in de trance/ is …’ Het permissieve blijkt uit het woord voorstellen; de intonatie op elk laatste woord suggereert een verband tussen doen, doorgaan, ontspanning en trance. Verweven in de zin zit de suggestie, de aanname, de verborgen verleider zo u wilt, dat de patiënt in trance zal gaan, ‘voordat je …’ en in de korte onderbreking tussen ‘doorgaat’ … ‘met ontspannen’, waardoor impliciet het doorgaan wordt benadrukt.

In ‘Beautiful Gifts’, een metaforische interventie tegen ejaculatio praecox, is de suggestie verpakt in een verhaal over het ontvangen van cadeautjes: ‘maar het kan bevredigender zijn/ te kijken hoe een volwassene een present ontvangt/ zorgvuldig kijkend naar het pakje/ de bewondering voor de schoonheid van de verpakking/ en langzaam uitpakkend/ zich verheugend in elk onderdeel/ niets overhaastend/ tijd nemend om overal van te genieten/’ enzovoort. In ‘Territoriality’, een metafoor over jaloezie, wordt het stellen van grenzen geïntroduceerd via het territorium in het dierenrijk. Nergens in de zitting wordt openlijk gesproken over jaloezie. De therapeut begint te vertellen hoe honden hun territorium afbakenen met een reukwimpel. Door associaties van territorium met landsgrenzen die worden gerelateerd aan gehoorzaamheid, dictators en opstand belandt het verhaal bij wederzijds vertrouwen. Terugkeer naar de honden die hun territoriumgrens verleggen wanneer ze onder de keel worden gekrabd, beoogt eventuele weerstand bij de patiënt tegen een te directe benadering tot een minimum te beperken.

De metafoor ‘the Wreck’, volgens de auteurs geschikt voor passief-aggressieve mensen met een depressie, legt, mijns inziens, te eenzijdig de nadruk op het eigen cognitieve aandeel van mensen in hun depressie. Hier wreekt zich duidelijk de idiosyncratische diagnostiek die de schrijvers hanteren. Waar deze metafoor mogelijk goed bruikbaar is bij een dysthyme stoornis, lijkt mij deze ongeschikt, mogelijk gevaarlijk bij een depressie in engere zin.

Dat een metafoor over de Navahos, die opzettelijk een weeffout maken om de goden gerust te stellen dat de mensen zich niet goddelijk wanen, heilzaam kan zijn bij faalangst spreekt voor zichzelf. Maar een metafoor over een rustige bevalling lijkt te simplistisch voor de behandeling van paniekaanvallen.

Ook de scripts voor post-traumatische stress-stoornissen zijn incompleet. Thema's als ‘Survivor's guilt’, loyaliteitsconflicten, identificatie met de agressor, de verwarring over het hebben van lustgevoelens bij agressieve handelingen zoals het doden van een vijand en dergelijke komen niet aan de orde. Dit doet niets af aan de schoonheid van een metafoor als ‘Saying Goodbye’ voor de behandeling van patiënten met klachten ten gevolge van kindermishandeling. In het script over kampvuren wordt op subtiele manier inzicht gegeven in conflictueuze situaties. De adviezen over aanleg en controle van kampvuren zijn evenzovele hypnotische suggesties over het omgaan met emotionele conflicten.

Tot besluit een suggestie bij anorgasmie. Om de suggestie op waarde te schatten, is kennis nodig van het begrip ‘end weight’. Hieronder wordt in de Engelse taal verstaan dat een woord extra nadruk en betekenis gegeven kan worden door het aan het eind van een zin te plaatsen. In een Nederlandse vertaling verandert de plaats van de woorden, derhalve het Engelse citaat en geen vertaling: ‘… It can enjoy creating/ those images for you/ and let you begin to feel/ those thoughts spread down across that line/ and grow larger and larger/ as it becomes harder and harder/ to tell were one begins/ and the other ends/ …’ Door de ‘end weight’ worden een erectie en coïtus gesuggereerd zonder dat deze expliciet worden genoemd.

Resumerend: een boek dat biedt wat de titel belooft. Het is zorgvuldig geschreven, genuanceerd in opvatting en creatief in de manier waarop problemen worden benaderd. De idiosyncratische diagnostiek die de auteurs toepassen is een nadeel, evenals het gebrek aan empirisch onderzoek naar de werkzaamheid van de suggesties. De verantwoording van de uitgangspunten die de schrijvers hanteren en de keuzemomenten bij het nemen van hypnotherapeutische stappen maken dit boek desondanks geschikt voor psychotherapeuten die meer expliciet willen letten op suggesties die ongemerkt en wellicht onbedoeld resulteren uit hun woordkeuze, intonatie of timing. Te zamen met de audiocassette biedt het boek nuttige instructie over het bewust gebruik van suggesties, ook wanneer men de achterliggende, nogal positivistische ideologie van de schrijvers niet onderschrijft.


Literatuur

Aroaz, D.L. (1984). Hypnosis in management training and development. In Wester & Smith (eds.) Clinical Hypnosis, Londen: Lippingcott.
 
Cladder, J.M. (1990). Hypnose als hulpmiddel bij psychotherapie . Amsterdam/ Lisse: Swets & Zeitlinger.
 
Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (198411). Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.
 
Kroger, W.S., & Fezler, W.D. (1976). Hypnosis and behavior modification: Imagery conditioning. Philadelphia: Lippingcott.
 
Webster's Seventh New Collegiate Dictionary (1970). Springfield MA: G. & C. Merriam Co.
 
Naar boven