Reden om een studiedag ‘Kort Bestek’ te organiseren was, zoals de titel laat raden, de opening van de nieuwbouw van de afdeling Kortdurende Klinische Psychotherapie. De studiedag bestond uit een theoretisch blok met drie lezingen, een verzorgde lunch, een praktisch blok en het eigenlijke feest: de officiële opening met receptie. M.T. Thunnissen, interim Chef de Clinique vertelde in de korte inleiding dat de KKP tevreden is met haar nieuwe huis; voor de korte periode dat de patiënten en staf er nu verblijven en werken, blijken de gebouwen aan de voorwaarden voor behandeling te voldoen.
C.L.M. Cornelissen, die psychotherapeut is op de KKP-afdeling en van daaruit steeds het bouwproces ten behoeve van patiënten mee heeft bewaakt, zette in zijn lezing de betekenis uiteen van de ruimte, één van de wezenlijke ingrediënten van elk therapeutisch proces. Om tekens van de patiënt te kunnen verstaan heb je een veilige plek nodig. Het gebouw is dus uitdrukking van het behandelbeleid en in die hoedanigheid een koppeling van besloten en beschut, niet monumentaal, maar gebouwd op menselijke maat. Het courante voorbeeld dat Cornelissen gaf van de tuin, die nog niet op orde was maar pijnlijk open lag, toonde duidelijk de repercussies in de gemeenschap: gevoel van onrust en agitatie onder de patiënten. De lezing van Cornelissen was een moeilijk, doch helder betoog over semiotiek.
De lezing van M.P. Bolten, directeur behandelzaken van de Viersprong, en initiator van de KKP, droeg als titel ‘Van inzien tot omzien’. Bolten refereerde aan drie weer andere wezenlijke ingrediënten van het therapeutische proces: 1. Het geloof van de behandelaar in zijn behandeling en de allesoverstijgende betekenis daarvan voor de patiënt. Patiënten komen dat geloof namelijk via intuïtie te weten en voegen zich daarnaar. 2. Het herschrijven van het verhaal van de patiënt of ook wel het daadwerkelijk afstand kunnen doen van zijn/haar meest dierbare bezit en enige scenario; het oude verhaal. 3. De therapeutische relatie die maakt dat je met ‘afwachtende beschikbaarheid’ doelgericht kunt onderhandelen over het afstaan van het oude verhaal en het toeëigenen van een nieuw verhaal door de patiënt.
In zijn typische, associatieve stijl vertaalde Bolten deze drie voorwaarden voor een effectieve behandeling in: in, naast en tegenover de patiënt kunnen zijn. Het beëindigen van zijn klinische werkzaamheden leidde duidelijk niet tot een stilvallen van zijn doordenken over wat mensen nu beter maakt. Gastspreker J.P. Gustafson sloot zich aan bij het inmiddels betekenisvolle cijfer drie door zijn ‘three bad stories’ te vertellen. Hij deed dat met veel verve en een vanzelfsprekendheid zoals alleen Amerikanen dat kunnen.
In zijn ‘story of subservience’ herkenden we allen de afhankelijke en masochistische persoonlijkheid. De crux van je hieruit bevrijden is stoppen met je aanpassen. Het voorbeeld hiervan is het feminisme.
De ‘story of delay’ gaat om ambivalentie, de dwangneurose of de dwangmatige persoonlijkheid. Oplossing hiervan is te zorgen dat de patiënt wel het risico neemt een keuze te maken en daarmee een andere keuze opgeeft.
De derde story, ‘overpowering’, doelt op de narcistische persoonlijkheid. Oplossing hiervan is dat deze mensen tegen iemand aanlopen die krachtiger is dan zijzelf. De spreker wierp de zaal de handschoen toe om nog een vierde ‘bad story’ te verzinnen die niet reeds binnen deze drie zou vallen. Het bleef stil. Blijkbaar zat een ieder nog ‘overpowered’ over zo een simpele visie op pathologie na te denken.
De drie workshops in de namiddag vormden een bont allegaartje.
Gustafson ging verder met zijn ‘bad stories’. Janzing en Co. boksten een therapeutisch milieu voor voetbalvandalen in elkaar. De rest van de aanwezigen kregen een ervaringsgerichte kennismaking aangeboden door medewerkers van de KKP.
Het officiële gedeelte met dankbetuigingen in de vorm van (pauwe)veren voor diegenen die bij het bouwproces een belangrijke rol gespeeld hadden verliep zeer geanimeerd, niet in het minst door het talent van Hans Eykman, die zijn reputatie van geboren causeur extra hoog hield. De heer Voogt, plaatsvervangend hoofdinspecteur WVC, de vervanger van de verhinderde Simons, verrichtte te zamen met een aantal medebouwers de officiële openings-act: ze lieten een flink aantal ballonnen op.
Al met al was het een feestelijke dag en menige aanwezige zal, de ballonnen nastarend, gemijmerd hebben over de waarde van het uitvoeren van idealen, of anders daar achteraf over gedacht hebben, bij het lezen van artikelen over het ontstaan en de werking van de KKP in de verstrekte gelegenheidsbundel.
Voor de tweedaagse conferentie over kortdurende psychotherapie stonden tien lezingen, een videopresentatie en een workshop KKP op het programma; een serieuze kluif. De zestig deelnemers waren psychotherapeuten geïnteresseerd in kortdurende psychotherapie.
Op de eerste dag begon R.F.A. Rylant met het in historisch perspectief plaatsen van kortdurende psychotherapie en hij behandelde de tegenstelling dogma versus flexibiliteit bij het hanteren van therapeutische technieken.
J.P. Gustafson vervolgde hierop met zijn visie op Freud en diens patiënten, om op deze laatsten zijn ‘three bad stories’ toe te passen. In vogelvlucht schetste hij de geschiedenis van de kortdurende therapie. Enerzijds focuste hij op enkele ontdekkingen die gedaan zijn en op de creatieve en levendige stijl van onder anderen Wnnicott en Balint; anderzijds op het gestandaardiseerd doorgeven van theorieën en technieken.
P.C. van Tricht brak vanuit zijn ervaring een lans voor de techniek van Davanloo waardoor de therapeut en de patiënt een direct zicht op het onbewuste krijgen. Hij legde op een dynamische manier de techniek en de reden van de sterke weerstand van therapeuten tegen deze techniek uit. Gustafson reageerde op kritiek van Davanloo op zijn methode, geuit door van Tricht, met kritiek op Davanloo. Gustafson vat, net als de therapeuten die nogal wat weerstand hebben tegen Davanloo, diens methode op alsof de persoon aangevallen wordt, terwijl Davanloo zich op de weerstand richt. Van Tricht pareerde Gustafson en weerlegde diens kritiek op een betrekkelijk eenvoudige manier. In zijn meer filosofische betoog uitte M.J. Franssen bedenkingen bij het begrip kortdurend. Vanuit zijn analytische achtergrond begrijpt men zijn huiver omtrent de ‘chirurgische’ visie van de psychotherapeut die kortdurend werkt. Hij is duidelijk een volgeling van Gillieron (Aux confins de la psychoanalyse): geen focus aanbrengen en een slag om de arm houden van een negentigtal (!) zittingen voor zijn ‘psychothérapies analytiques brèves’. De kernachtige uitspraak van Franssen, ‘kortdurende analytische therapieën zijn die therapieën die kort geduurd hebben’, vat nog het best zijn betoog samen. Tijdens de verzorgde lunch werd al druk gespeculeerd over de workshop van de middag. In drie groepen van twintig deelnemers konden de conferentiegangers deelnemen aan een mini-simulatie van een KKP-behandeling compleet met het opstellen van een contract, non-verbale therapie en sociotherapie, dit alles deskundig begeleid door medewerkers van de KKP. Ook voor ervaren therapeuten blijft het steeds verbazend hoe snel de focus voor de individuele ‘patiënt’ helder wordt, hoe vlug groepsprocessen ontstaan en welke zuigkracht er van uitgaat. Terwijl in de ‘patiëntengroep’ de cohesie en de massale weerstand in de vorm van rebellie en dus het plezier steeds verder toenamen, kostte het de meeste observatoren steeds meer moeite zich staflid te blijven voelen en niet mee te gaan doen met de ‘patiëntengroep’. Bij de borrel werd een en ander druk bediscussieerd. Iedereen was wel overtuigd van de ‘impact’ van de middag en ging moe en voldaan naar huis.
Het programma van de tweede dag zag er nog zwaarder uit. De voorzitter bracht een van de basisregels van de kortdurende therapie in praktijk door actief de tijdsgrenzen te bewaken.
Gustafson liet in een becommentarieerde videopresentatie zien hoe eclectisch hij werkt. Jung, Winnicott en Ezriël passeerden de revue, zelfs Tolstoi en Cervantes ontbraken niet.
In een theoretisch sterk onderbouwd betoog (zie pp. 122–130!) sprak P.M.J. Onghena over de metapsychologie van Davanloo. Hoewel Davanloo de klassieke psychoanalytische theorie onderschrijft doet hij wel schuchtere aanzetten tot een nieuwe theorie en legt hij zeker andere accenten. Door de sterke nadruk op het Superego, het geringe belang van de tegenoverdracht en vooral door de medisch-therapeutische tot chirurgische kijk op het onbewuste dat unidimensioneel wordt opgevat, wijkt Davanloo sterk af van de klassieke psychoanalytische stroming.
Het verhaal van M.M. Thunnissen vormde een verademing na het voorgaande. In een helder en vanuit de kliniek gebracht verhaal gidste ze ons door de effectieve kortdurende klinische psychotherapie. Focus, contract en afscheid kwamen uitgebreid aan bod. Realistische voorbeelden zetten haar betoog kracht bij en maakten het geheel licht verteerbaar.
De lunch was dat gelukkig ook want anderhalf uur later bracht M.H.M. de Wolff ons de resultaten van zijn onderzoek, een sequentiële analyse van 94 gesprekken uit twaalf Malan-therapieën. In tegenstelling met wat Malan beweert, kunnen deze zogenaamde Malan-therapieën niet als openleggende therapieën beschouwd worden. Slechts twaalf procent van de interventies waren duidingen, de genetische component ontbrak nagenoeg volledig en de angst was onderbelicht. Steunende interventies haalden ruimschoots de bovenhand.
Vervolgens brachten A.J. Hesselink en P.J. van Bragt verslag uit van hun onderzoeksproject over belangrijke gebeurtenissen in de KKP. De meest belangrijke gebeurtenissen vinden plaats in de tweede helft van de behandeling, vlak voor het beëindigen van de therapie. De sprekers verklaarden dit via een filosofische en antropologische excursie door een verdichtings- en vitalisatieproces ten gevolge van de gelimiteerde behandelingsduur. Onder meer door de actieve houding van de staf wordt in de KKP een milieu gecreëerd met cultureel gedefinieerde veranderingsmomenten en bijbehorende regels hoe snel dit moet gebeuren.
Na de theepauze was de conferentiezaal omgetoverd tot een amfitheater waar J.P. Gustafson zich kiplekker voelde en een sublieme one-man show ten tonele voerde. De overdaad van twee volle dagen congres en de flamboyante stijl van Gustafson waren allicht de oorzaak dat wij vooral genoten hebben van hoe hij het brengt, maar inhoudelijk weinig hebben overgehouden van zijn verhaal. Dat er geen vragen of opmerkingen meer kwamen uit de zaal was dan ook eerder een troost dan een teleurstelling.
De afsluitende borrel maakte de tongen weer los. Voldaan door het gevarieerde aanbod en tevreden over de piekfijne organisatie nam een ieder afscheid.